Tim's Filmblog

"Not that it matters, but most of it is true."

Recensie: The Hobbit: An Unexpected Journey (12 december)

De erfenis die Lord of the Rings naliet was immens. The Hobbit: An Unexpected Journey bezwijkt daar in het eerste deel onder. Gelukkig krabbelt The Hobbit uiteindelijk toch op.

Een literair meesterwerk tegenover een kinderboek. Het is in een notendop het verschil tussen The Lord of the Rings en The Hobbit. Althans als het op de boeken aankomt. Maar het is een verschil dat ook duidelijk terug is te zien in de films. Want waar in The Lord of the Rings het gevaar constant op de loer lag en de film serieus van toon bleek, is The Hobbit –over een groep dwergen die samen met de oude bekende Bilbo Baggins de strijd aangaan met een draak- een vele luchtigere en meer op humor gerichte film.

Het is in de ook meteen het grootste probleem van The Hobbit. De films is te grappig en te lollig. Vooral de dertien hoofdrolspelers vallen genadeloos door de mand. De scene waarin de dertien dwergen worden geïntroduceerd is zelfs zo infantiel en lollig dat de eindeloos durende scene alleen, al een vol punt aftrek zou rechtvaardigen.

Nu zijn de dertien dwergen sowieso het zwakste punt van The Hobbit. Meeleven met de dwergen is zelfs praktisch onmogelijk. Daarvoor zijn de personages te slecht en eendimensionaal uitgewerkt. Enkel de grote leider Thorin Oakenshield weet iets van empathie op te roepen, wat er met de rest gebeurt kan je als kijker weinig schelen. Daarnaast zorgen de dertien er met hun grappen en grollen voor dat iedere vorm van spanning en gevaar ontbreekt. Het maakt van The Hobbit een film die in de beginfase meer weg heeft van een padvinderstocht dan van een levensgevaarlijke reis waarbij het gevaar in vorm van trollen, orcs en zelfs een draak op de loer ligt.

Tot zover de niet malse kritiek op de beginfase en het dwergengilde. Toch weet The Hobbit de kijker na het teleurstellende begin voor zich te winnen en keert bij momenten zelfs de magie van weleer terug. Omslagpunt daarbij is de samenkomst tussen de oudgedienden Saruman, Gandalf, Galadriel en Elrond in Rivendel. De toon van de film wordt serieuzer, de dreiging reëler en de dwergen krijgen minder tijd op grappig te doen. Als dan ook Gollum nog terugkeert en in één van de beste scènes uit The Hobbit de confrontatie aangaat met Bilbo Baggins begint de herinnering aan het eerste deel zelfs enigszins te vervagen.

Grote complimenten daarbij voor Martin Freeman. De acteur die tot dusverre vooral bekend was van de serie The Office en als hulpje van Sherlock Holmes in de briljante BBC-serie Sherlock, is absoluut het hoogtepunt van de film. Freeman vertolkt de tegen wil en dank tot avonturier uitgroeiende Bilbo op weergaloze wijze en zorgt met zijn hoofdrol voor het enige punt waarop The Hobbit zijn illustere voorganger echt overklast.

Toch is het niet alleen Bilbo die ervoor zorgt dat in het tweede deel het oude Lord of the Rings gevoel weer bij vlagen terugkeert. De film ziet er adembenemend mooi uit, de bekende muziek zorgt een aantal keer voor kippenvel en ook Ian McKellen als Gandalf is weer volledig in zijn element. Tot slot verdient ook Peter Jackson lof. In de spectaculaire actiescènes onder de grond toont hij zijn ware vakmanschap maar ook in de al eerder genoemde ontmoeting tussen Bilbo en Gollum laat hij zijn kwaliteiten zien. Op prachtige wijze neemt hij daar de tijd om zijn personages uit te diepen en echt tot leven te wekken.

Het moge duidelijk zijn. De lat lag hoog, heel hoog na The Lord of the Rings trilogie. Peter Jackson zette met die reeks de standaard voor het fantasygenre en niemand had het hem kwalijk genomen als hij met de elf Oscars op zak de deur naar Midden-Aarde had dichtgetrokken. Toch durfde Peter Jackson het aan om terug te keren naar de plek die hem wereldfaam bezorgde. Alleen dat lef verdient al een compliment. Het levert niet de gedroomde opvolger op, maar toch biedt het tweede deel hoop. Hoop op een groots vervolg. Tenzij die kleine dwergen wederom roet in het eten gooien.

7.2/10

december 13, 2012 Posted by | recensie | , , , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie

Recensie: Hugo (16 februari)

Geen regisseur die zo vaak en duidelijk laat merken hoeveel hij van het medium film houdt als Martin Scorsese. Zijn documentaires over het onderwerp zijn talrijk (A Personal Journey with Martin Scorsese through American Movies, My Voyage to Italy en A Letter to Elia) maar met Hugo gaat Scorsese nog een stapje verder. Een familiefilm in 3D over -en een ode aan- de Franse grondleggers van de film.

Het contrast kan nauwelijks groter. De allereerste filmbeelden van de gebroeders Lumière en de openingsscène uit Hugo. Een 3D-shot waarbij we letterlijk door het Parijs van de jaren dertig vliegen eindigend op een treinstation in de Franse hoofdstad. Een cinematografisch kunststukje dat laat zien hoe ver we gekomen zijn in de afgelopen 116 jaar. Met Hugo wil Scorsese er voor zorgen dat we niet vergeten hoe het allemaal begon. En hij denkt daarbij ook aan de kleintjes.

In Hugo namelijk geen naargeestig eiland waar de grootste gekken ter wereld rondlopen of een doorgedraaide taxichauffeur. Nee, Hugo is een bijna sprookjesachtige familiefilm. Een film over de 12 jarige -op het treinstation van Parijs wonende- weesjongen Hugo Cabret, die probeert zijn overleden vaders werk als klokkenmaker voort te zetten. Niet alleen door er dagelijks voor te zorgen dat alle klokken op het station netjes op tijd lopen maar ook door een geheim project te vervolmaken.

Een avontuur waarbij Hugo kan rekenen op enkele trouwe medestanders maar ook te maken krijgt met hardnekkige vijanden. Tot die laatste categorie behoort zeker Sacha Baron Cohen als de stationsagent wiens levenswerk het is om het station te zuiveren van weeskinderen. Met zichtbaar plezier zet hij zijn bijna karikaturale maar voortreffelijke rol neer. Sowieso barst het in Hugo van de gedenkwaardige bijrollen. Zo is er Ben Kingsley als de chagrijnige speelgoedwinkeleigenaar en good old Christopher Lee als de wijze baas van een boekenwinkel. Dat de hoofdrolspelertjes Asa Butterfield als Hugo en Chloe Moretz als zijn partner in crime daar enigszins bij achterblijven is jammer maar begrijpelijk.

Toch is in Hugo het te vertellen verhaal slechts een kapstop. Een kapstop voor Scorsese om in deel twee zijn liefde voor film en haar grondleggers te uiten. De regisseur begint een niet te stuiten lofzang op filmpionier en goochelaar Georges Méliès. Een fraai vormgegeven en boeiende ode die vooral de cinefielen onder ons enorm zal bekoren. Ondanks al deze pracht en praal heeft deze kentering echter ook minder prettige gevolgen. Ingezette verhaallijnen worden niet meer afgerond, het familiegevoel verdwijnt uit de film en Scorsese verliest hoofdpersoon Hugo steeds verder uit het oog. Een Dickensiaans avontuur over een kind dat de dood van zijn vader probeert te verwerken, transformeert langzamerhand in een –weliswaar weergaloos vormgegeven- geschiedenisles over de kindertijd van de cinema. Interessant en absoluut de moeite waard maar wel duidelijk minder meeslepend dan het eerste deel.

Het maakt van Hugo een betoverend mooie 3D-film film die alleen al vanwege de fantastische vormgeving, de imposante bijrollen en het prachtige verhaal een bioscoopbezoek waard is. Tegelijkertijd is Hugo ook een film die je toch enigszins ontevreden achterlaat. Een film die zich teveel op de nostalgische filmliefhebber richt waardoor je het gevoel bekruipt dat er meer had ingezeten. Hugo is dan ook niet het zoveelste Scorsese meesterwerk geworden daarvoor lijdt de film teveel onder de grootse filmliefde van Scorsese zelf.

7.8/10

februari 3, 2012 Posted by | recensie | , , , , , , , , , , , , , , , , , , , | Plaats een reactie